a

Documentatie

Getuigenis van de heer Julien Nyssens, Gewest Beheerder in Ruanda

Oorsprong

​Rwanda bestaat als land al sinds 1091. Het is op deze datum dat koning Gihanga de eerste vorst van het land werd, en sindsdien hebben zijn nakomelingen Rwanda geregeerd. De prekoloniale Rwandese bevolking bestond uit een twintigtal clans, bestaande uit herders, de Tutsi’s, boeren, de meerderheid van de Hutu’s en ambachtslieden, de Twa. De Twa stammen af van de pygmeeënpopulaties die oorspronkelijk Rwanda bevolkten. De clan was de identiteitsreferentie voor elke Rwandees. Elke clan had een opperhoofd met de naam mwami uit een patriarchale stamboom. Een van de clans, geleid door een Tutsi-lijn, domineerde de regio en de Mwami werd beschouwd als de koning van Rwanda. De bevolking sprak dezelfde taal, Kinyarwanda, deelde dezelfde religie, kon soms met elkaar trouwen en kon van de ene naar de andere kaste overgaan door een gunst van de Mwami, vergelijkbaar met adellijke rang. Dit zogenaamde feodale systeem was gebaseerd op het bezit van kuddes of land. Deze structuur stoelde op een veehoofd, een landhoofd en een militair hoofd.

Duitse en Belgische koloniale periode

​Tegen het einde van de negentiende eeuw was de mwami van de dominante clan Kigeli IV, die in 1895 stierf. In 1885 verleende de Conferentie van Berlijn Rwanda aan het Duitse Rijk. De eerste Europeanen die Rwanda binnenkwamen, in 1892 en 1894, waren Oscar Baumann en Gustav Adolf von Götzen.

De koloniale administratie vertrouwde op de Tutsi’s, ten nadele van de mwami van de Hutu-clans. De geschiedenis die tijdens de Belgische voogdij wordt onderwezen beschrijft de meerderheid van de Hutu’s als boeren van Bantoe afkomst, terwijl de Tutsi’s naar verluidt een pastoraal volk zijn dat in de 15e eeuw vanuit de Ethiopische hooglanden in de regio is aangekomen, met een nilotisch-hamitisch DNA. De Twa zouden de afstammelingen zijn van de Pygmeeën, de eerste bewoners van de regio. België oefende zijn voogdij uit via een systeem van indirect bestuur, dat het gezag van de traditionele hoofden erkende en op hen vertrouwde voor het beheer van Rwanda. Het heeft een eigen organisatie opgezet, die door de boeren dubbele kolonisatie werd genoemd. Want aan de gebruikelijke structuur werden eigen diensten (Territoriaal, Gezondheid, Onderwijs, Landbouw, enz.) toegevoegd.

De traditionele hoofden, voornamelijk Tutsi’s, oefenden hun macht uit via een monarchale structuur (Mwami, hoofden, onderhoofden en rechtbanken) en een feodaal sociaal weefsel waarvan het kader het historische contract is (de ubuhake) dat de heer (shebuja) verbindt met zijn vazal (umugaragu). In het kader van deze overeenkomst verbindt de ontvanger van de lening, die bestaat uit een of meer koeien, zich jegens de donor tot het verlenen van diensten en/of diensten in natura. De democratisering die in 1945 door de VN aanbevolen werd verplicht om deze voordelen terug te kopen. De vreedzame relaties kregen te lijden naarmate de “kleine mensen” zich bewust werden van de sociale ongelijkheden in hun nadeel.

Bij decreet van 1952 zette het bestuur een eerste stap in de richting van democratisering door verkiezingen op te leggen via indirecte mannelijke verkiezingen. Deze werden gehouden in 1953 en 1956.

In 1957 eisten de Mwami en zijn Raad meer macht op met het oog op autonomie. Datzelfde jaar publiceerde de Hutu-beweging het “Hutu-manifest” dat het rassenprobleem in Rwanda aankaart waarbij de Hutu’s (82%) gedomineerd worden door de Tutsi’s (15%).

Op 15 juni 1959 werd toestemming gegeven voor de oprichting van politieke partijen. De UNAR en de RADER, Tutsi-partijen eisten onafhankelijkheid. APROSOMA en PARMEHUTU, Hutu-partijen zijn gematigder: de leider van deze laatste smeekte de Belgische regering (brief van 14 oktober 1959) om haar voogdij niet in te trekken totdat “de kleine mensen geëmancipeerd” zijn.

Verschillende factoren zullen de gebeurtenissen versnellen:

– de dood van de Mwami op 25 juli 1959 verhoogde de spanningen;

– de boeren (Hutu’s) eisten land op van de Tutsi-herders die de weilanden monopoliseerden;

– een roep naar onafhankelijkheid waaide over de grenzen;

– de katholieke kerkelijke krant Kinyamateka, die zeer dicht bij het volk aanleunde, nam deze standpunten over.

In november 1959 brak er een hevige boerenopstand uit, die leidde tot plunderingen en aanslagen, een quasi burgeroorlog. Meer dan 2.000 mensen werden in de rechtbanken . Veel Tutsi’s vluchtten naar Oeganda gevlucht, en verzoekschriften worden aan de VN gericht.

In april 1960 benoemde Parmahutu nieuwe plaatsvervangers.

In juni 1960 werden er gemeenteraadsverkiezingen gehouden volgens het systeem van algemeen annen stemrecht.

Deze leidden tot de oprichting van een voorlopige Raad en een voorlopige regering.

Op 18 oktober 1960 werden de burgemeesters beëdigd om de plaatsvervangers te vervangen.

Eind 1960 werd een regime van autonomie ingevoerd. Aan de Territoriale Beheerders werden ook Rwandese plaatsvervangers toegevoegd.

Er worden parlementsverkiezingen aangekondigd voor de maand januari maar door het verzet van de Verenigde Naties verzamelt de Parmehutu-partij haar gekozen vertegenwoordigers en roept ze de Republiek uit en het einde van de monarchie zonder medeweten van de Belgische Voogdij. Het staat bekend als “de staatsgreep van Gitarama” op 28 januari 1961.

De eindfase: op 25 september 1961 werden onder toezicht van de Verenigde Naties in een rustige sfeer parlementsverkiezingen gehouden volgens het systeem van algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen, evenals een referendum over de monarchie en de persoon van de Mwami.: 35 van de 44 zetels werden toegewezen aan Parmehutu en 7 aan Unar. Een zelfbestuurde vergadering en regering leidde tot de onafhankelijkheid op 1 juli 1962.

In veertig jaar van voogdij is Rwanda van een vreedzaam maar star feodaal koninkrijk naar een parlementaire republiek in een cyclus van volledige sociale en gewelddadige maar democratische ommekeer. Het land heeft zijn eigen Nationale Garde opgericht en zijn eigen munt geslagen. Ondanks een galopperende demografie heeft het geleid tot een uitgebreid wegennet, gerenoveerde woningen, ziekenhuizen, middelbare en technische scholen, verbeterde landbouwopbrengsten, voorzieningen en ontwikkelingsagentschappen. Haar bodemhulpbronnen zijn beperkt en begrotingen tonen tekorten. De inspanningen om haar inwoners te verzoenen zijn niet succesvol afgewerkt. De oppositie heeft haar toevlucht genomen tot het buitenland en zal na 30 jaar terugkeren.

De Tutsi-eis van onafhankelijkheid zette de Belgen ertoe aan hun alliantie ten gunste van de Hutu’s om te keren. In november 1959 brak een burgeroorlog uit die leidde tot het vertrek in ballingschap van 300.000 Tutsi’s. De Hutu-meerderheid nam de macht over, met de steun van de koloniale autoriteiten en de katholieke kerk.