a

FAQ's

Hoe waren de menselijke verhoudingen in Belgisch-Congo?

België, zonder imperialistische ambitie, had geen koloniale roeping. Zij had Congo in 1908 overgenomen naar aanleiding van de aanbevelingen van een onderzoekscommissie die was opgericht door haar Koning, Leopold II, die ook soeverein was over de Onafhankelijke Staat Congo, waarvan het bestaan werd betwist door de grote koloniale mogendheden van die tijd. Als bewijs van zijn onbaatzuchtigheid wilde België het ministerie van de Koloniën en al zijn grootstedelijke uitgaven zelf financieren, ondanks een begrotingssituatie die vaak veel ongunstiger was dan die van Congo.

Soms kan men de illusie hebben dat zijn beheer van de Congo ten goede komt aan België. Haar aanwezigheid in Afrika had haar in staat gesteld om ogenschijnlijk aanzienlijke maritieme, commerciële en industriële activiteiten te ontwikkelen, om in de wereld een invloed te doen gelden die niet in verhouding stond tot haar kleine omvang en om een expertise in overzeese zaken te verwerven die met respect werd beschouwd: haar kolonie had de reputatie het best beheerd te worden, juist omdat ze volgens haar eigen belangen werd beheerd. Maar nadat de onafhankelijkheid was toegekend, werd de illusie al snel weggenomen. Verlost van zijn koloniale last beleefde België een ware economische bloei, terwijl zijn voormalige kolonie zonk in wanorde, stammenoorlogen en steeds groter wordende tekorten.

De menselijke relaties werden niet, zoals te vaak wordt beweerd, beheerst door een mentaliteit die eigen is aan kolonialen, maar weerspiegelden veeleer de mening die in heel Europa heerste in de koloniale tijd, sinds de veertiende eeuw en de ontdekking van de zogenaamde “primitieve” volkeren. Zelfs de Europese elites geloofden eensgezind dat er min of meer “beschaafde” menselijke “rassen” bestonden en dat het de verantwoordelijkheid was van degenen die het meest “beschaafd” waren om de anderen te ontwikkelen zodat ze uiteindelijk allemaal gelijk zouden zijn. In naam van deze potentiële gelijkheid tussen de mensen moesten alle goederen van de aarde voor iedereen toegankelijk zijn, geen enkel volk kon zich het exclusieve recht voorbehouden aan de mensen op zijn grondgebied, en het was aan de meest bekwame, dat wil zeggen de meest “beschaafde”, om ze te “ontwikkelen” en om het delen te presideren, volgens de wetten van de markt.