a

Waarom Congo een “modelkolonie” was »

7 februari, 2023 | URBA KBAU

Artikel uit La Libre Belgique, rubriek “débats et opinions” (gepubliceerd op 07-02-2023)

Haven van Matadi. In 1955 telde Belgisch Congo meer dan 2.500 verwerkende industrieën en meer dan twee miljoen industriële werknemers.

Politieke stabiliteit, infrastructuur (wegen, spoorwegen, drinkwater, enz.), verwerkende industrie, volksgezondheid, onderwijs: Belgisch Congo (1908-1959) was zo ontwikkeld dat het “Poto Moyindo” of “Zwart Europa” werd genoemd. Postkoloniale kleptocraten hebben dit land veranderd in een “hel op aarde”.

Door Emizet François Kisangani, econoom en politicoloog, professor aan de Kansas State University (VS), auteur van The Belgian Congo as a developmental state: Revisiting Colonialism (Oxon&New York: Routledge 2022, 264 pagina’s).

In een van zijn beroemde liedjes beschreef de vader van de Congolese muziek Antoine Wendo het naoorlogse Belgisch Congo als Poto Moyindo of “Zwart Europa”. De jaarlijkse economische groei schommelde in de jaren 1950 inderdaad rond de 5,2% (1). De inflatie bedroeg in datzelfde decennium ongeveer 1,08% per jaar (2). Het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking bedroeg gemiddeld 2.850 USD tegen prijzen van 2015 (3). In de jaren 1950 kregen de Congolezen bijna overal drinkwater en ondervoeding was onbekend in Belgisch Congo.

Het meest ontwikkelde land in Afrika

In 1955 telde Belgisch Congo meer dan 2.500 verwerkende industrieën, verspreid over alle sectoren van de economie (4). Bijgevolg telde de kolonie meer dan twee miljoen industriële werknemers. Dit aantal bleek het hoogste in Afrika te zijn. Als gevolg hiervan droeg de verwerkende industrie in 1955 ongeveer 18% bij aan het BBP (5). Deze economische prestatie was ook de hoogste in Afrika ten zuiden van de Sahara. Meer specifiek produceerde de verwerkende industrie 45% van de consumptiegoederen, het resultaat van een industrialisatie gebaseerd op importsubstitutie die begon in het begin van de jaren 1920. Ter vergelijking: in de jaren 1930 waren alle Europese kolonies in Afrika nog overwegend agrarisch. Indrukwekkender was het feit dat Belgisch Congo meer wegen in uitstekende staat had, meer spoorwegen (met uitzondering van Zuid-Afrika) en meer waterwegen dan om het even welke andere kolonie in Afrika. Belgisch-Congo had ook de beste gezondheidsinfrastructuur in Afrika bezuiden de Sahara. Hoewel secundair en tertiair onderwijs geen deel uitmaakten van het koloniale sociale beleid, werd meer dan 90% van de Congolese kinderen in de schoolgaande leeftijd gratis ingeschreven in de lagere school (6) . Dit indrukwekkende aantal was ook het hoogste in Afrika.

Een “modelkolonie”

In tegenstelling tot de Onafhankelijke Congostaat (EIC) onder Leopold II (1885-1908) en de postkoloniale staat sinds juli 1960, stond Belgisch Congo (1908-1959) bekend als een “modelkolonie” en een “paradijs” voor directe buitenlandse investeringen dankzij zijn politieke stabiliteit en fabelachtige natuurlijke rijkdommen. Kortom, Belgisch Congo was een welvaartsstaat die leek op het systeem dat zich in België aan het ontwikkelen was. Belgisch Congo was echt een Poto in de jaren 1950.

Het werd een “hel op aarde”

Zestig jaar na de onafhankelijkheid bestaat dit “Zwarte Europa” niet meer, ook al had het in 1960 de best mogelijke sociaaleconomische omstandigheden, veel gunstiger voor een duurzame ontwikkeling dan om het even welk ander Afrikaans land. Vandaag noemen de Congolezen hun land een “hel op aarde” en bestempelen ze hun politieke leiders als “demonen, tovenaars”. Deze “hel op aarde” is ook een vijandige plek geworden voor directe buitenlandse investeringen. In 2015 behoorde Congo tot de economisch armste landen als het gaat om de algemene index voor “zakendoen” en stond het bijna laatste als het gaat om de index voor menselijke ontwikkeling. Hoe kunnen we deze verandering in de status van Congo verklaren, van een “paradijs” voor buitenlandse directe investeringen tot de huidige staat van “hel op aarde” en zo ongunstig voor dergelijke investeringen? Hoe kunnen we verklaren dat Congo een van de minst aantrekkelijke landen in de zakenwereld is geworden?

Een “ontwikkelingsstaat”

Het belangrijkste doel van het boek The Belgian Congo as a developmental state: Revisiting Colonialism is om deze twee vragen te beantwoorden op basis van de notie, of beter gezegd het paradigma, van een ‘ontwikkelingsstaat’. Deze staat had onder meer een sterke infrastructurele basis en een zekere mate van politieke autonomie, waardoor hij een beleid van economische ontwikkeling kon voeren. Gebaseerd op het idee dat Belgisch Congo een ‘developmentalistische’ staat was, weerlegt dit boek de veronderstelling dat kolonisatie de directe en voornaamste oorzaak is van de slechte economische prestaties van Afrikaanse leiders.

Geen verheerlijking van het kolonialisme

Ondanks het koloniale systeem van economische uitbuiting op basis van sociaaleconomische ongelijkheden, had België Congo in korte tijd economisch ontwikkeld. Ik wil het kolonialisme of de wreedheden die in Belgisch Congo zijn begaan niet verheerlijken, maar wel benadrukken dat de economische ontwikkeling van Belgisch Congo mogelijk werd gemaakt door massale investeringen in collectieve goederen zoals politieke stabiliteit, infrastructuur, volksgezondheid en onderwijs. Op basis van de twee noties van infrastructurele macht en autonomie die kenmerkend zijn voor de ‘ontwikkelingsgerichte’ staat, toon ik aan dat de koloniale overheid Belgisch-Congo begiftigde met deze collectieve goederen, die de economische groei gedurende verschillende decennia in stand hielden, wat resulteerde in economische ontwikkeling. Ik leg ook uit hoe de verschillende vormen van kapitalisme, gebaseerd op de markteconomie en de mobilisatie van financiële middelen, een sterke staat hadden opgebouwd en bijgevolg de economische ontwikkeling van Belgisch-Congo hadden ondersteund.

De Congolese bevolking in ellende vandaag

Anderzijds hebben de postkoloniale kleptocraten de natuurlijke rijkdommen van het land verspild zonder te investeren in politieke stabiliteit, infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs. De Congolese leiders van na de onafhankelijkheid slaagden er niet in om het koloniale acquis met betrekking tot deze publieke goederen te handhaven. Dit ondermijnde elke hoop op economische ontwikkeling van het land en sleurde de Congolese bevolking mee in armoede en vooral ellende. Door de koloniale staat als ‘ontwikkelingsgericht’ te beschouwen, moedig ik de academische wereld en alle onderzoekers van goede wil aan om een genuanceerdere visie op en analyse van de koloniale economische geschiedenis van Afrika te hanteren.

Bronnen

(1) Belgisch Congo als ontwikkelingsstaat: een terugblik op het kolonialisme, blz. 12, figuur 1.4. Gebaseerd op verschillende bronnen, met name de jaargangen van het Rapport sur l’administration de la Colonie du Congo Belge pendant l’année X, voorgelegd aan de wetgevende kamers; de Annuaire statistique de la Belgique et du Congo belge, en de bijlage over PIB in A. Huybrechts, Transports et structures de développement au Congo (1970). (2) Zie verschillende tabellen in Survey of African Economies, NY, UN Publications 1962. (3) De gegevens zijn in huidige dollars, omgerekend naar dollars van 2015. De gegevens komen uit R. C. Freenstra, R. Inklaar&M. P. Timmer, “The Next Generation of the Penn Tables,” American Economic Review vol 105, no 10 (2015), pp. 3150-3182. U hebt toegang tot de gegevens via Google Penn Tables. (4) Ministère des Colonies, Rapport de l’administration de la colonie du Congo Belge pendant l’année 1955 présenté aux Chambres législatives (1956, pp. 193-194). (5) Dit cijfer daalde tot 16% tijdens de recessie van 1957, maar steeg daarna weer licht, in P. Kilby, “Manufacturing in Colonial Africa,” in Duignan&L. H. Gann (eds.) Colonialism in Africa 1870-1960. Volume 4 The Economics of Colonialism (Cambridge: Cambridge University Press, 1975, p. 472) (6) Mijn schattingen zijn gebaseerd op het aantal van 1,5 miljoen in 1958 en een jaarlijkse groei van 4% (p. 117 van mijn boek). Het cijfer van 1,5 miljoen en het groeipercentage van 4% komen van E. Frankema, “Colonial Education and Post-Colonial Governance in the Congo and Indonesia,” in E. Frankema en F. Buelens (eds.) Colonial Exploitation and Economic Development : the Belgian Congo and the Nerthelands Indies Compared (London : Routledge 2013, p. 162).

Ontdek onze andere artikels