Memorandum gericht aan de leden van de Parlementaire Commissie
Voor ons Belgen is het meer dan twee generaties geleden dat er een einde kwam aan de kolonisatie in Afrika, maar dit steeds verder afgelegen verleden blijft ons achtervolgen. Hollywood bereidt een sensationele film voor over de Onafhankelijke Staat Congo, Leopold II wordt regelmatig beschuldigd van genocide en er gaan stemmen op om de openbare ruimte in België te dekoloniseren en de voorwerpen in onze musea die daar hun oorsprong vinden terug te sturen naar Afrika. Het is moeilijk om je niet diep ongemakkelijk te voelen bij deze beschuldigingen en om je vragen te stellen bij deze eisen. Ook al kunnen de huidige generaties nauwelijks verantwoordelijk worden gesteld, toch hebben sommige van onze medeburgers die afstammen van de gisteren gekoloniseerde volkeren het gevoel dat het gewicht van het koloniale verleden op hen blijft wegen en hen blootstelt aan vooroordelen en discriminatie.
Ook voor ons Congolezen worden de rangen uitgedund van degenen die nog vertrouwd zijn met de koloniale periode. Voor sommigen blijft deze buitenlandse bezetting met haar geweld, ergernissen, racisme en misbruik levendig. Voor anderen is het meer de herinnering aan een periode waarin veel dingen beter werkten dan nu. En dan, wat men er ook van denkt, zonder het optreden van Leopold II was er geen Congo geweest. De jongere generaties van hun kant geven weinig om het verleden wanneer ze geconfronteerd worden met de moeilijkheden van het dagelijkse leven, ook al blijven er in de steden en tot in de uithoeken van de rimboe en het grote woud getuigenissen van bestaan. In de huidige context trekken sommige mensen de verantwoordelijkheid van de voormalige metropool uit het verleden in twijfel en maken ze er aanspraken op.
Voor harmonieuze relaties en een vredige herinnering.
Ter gelegenheid van de 60e verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo nam koning Filip openlijk stelling in zijn toespraak tot president Tshisekedi: “Onze geschiedenis bestaat uit gedeelde successen, maar heeft ook pijnlijke episodes gekend. … Ik wil mijn diepste spijt betuigen voor deze wonden uit het verleden, waarvan de pijn vandaag opnieuw aangewakkerd wordt door de discriminatie die nog al te vaak aanwezig is in onze samenlevingen. Ik zal alle vormen van racisme blijven bestrijden. Ik moedig de bezinning aan waartoe ons Parlement de aanzet heeft gegeven, zodat onze herinnering definitief tot rust kan komen. In zijn antwoord benadrukte het Congolese staatshoofd de noodzaak om de harmonieuze betrekkingen voort te zetten, die voortkomen uit de sterke band die is opgebouwd tijdens onze gedeelde geschiedenis: “Ik denk dat het noodzakelijk is dat onze gedeelde geschiedenis met België en zijn volk wordt verteld aan onze kinderen in de Democratische Republiek Congo en in België, op basis van wetenschappelijk werk van historici uit beide landen”. Maar het belangrijkste voor de toekomst is om harmonieuze relaties met België op te bouwen, want voorbij het stigma van de geschiedenis hebben de twee volkeren een sterke band opgebouwd die ik persoonlijk heb kunnen ervaren tijdens mijn ballingschap in België, mijn andere Congo”. We moeten dit gedeelde verleden dus onder ogen zien, het helder proberen te zien en de zaken objectief oplossen. En we kunnen het initiatief van ons Parlement om hiervoor een Commissie op te richten alleen maar toejuichen.
Maar als we de opdracht van deze Commissie over het koloniale verleden van België lezen, moeten we ons afvragen wat de werkelijke doelstellingen van dit initiatief zijn en welke resultaten we ervan kunnen verwachten. Bovendien is het, gezien de verschillende gevoeligheden in Congo, Rwanda en Burundi, waarschijnlijk niet bevorderlijk voor het werk van de commissie en haar deskundigen om de manier waarop vragen over het koloniale verleden en de gevolgen ervan in deze drie landen worden gesteld, in hetzelfde nummer op te nemen. We zullen de kwestie hier dan ook enkel vanuit Belgisch-Congolees perspectief benaderen. Maar laat ons duidelijk zijn: op zich zou deze Commissie een ideale basis kunnen zijn om de grijze zones, het ‘fake news’ dat vandaag nog steeds bestaat in de koloniale geschiedenis van België, op te helderen. Het grote publiek in België en Afrika moet objectief geïnformeerd worden over zowel het geweld en de misdaden begaan tijdens de EIC als over de minder glorieuze aspecten van de Belgische koloniale geschiedenis. Het grote publiek in België en Afrika moet objectief geïnformeerd worden over zowel het geweld en de misdaden begaan tijdens de E.I.C. en de minder glorieuze aspecten van het beheer van Belgisch Congo, maar ook over de verwezenlijkingen van deze periode. Het zou ook het Belgische koloniale optreden kunnen hertextualiseren in relatie tot andere koloniale ondernemingen en tot de pre- en postkoloniale situatie. Ten slotte zou ze de ervaringen van de laatste getuigen in haar werk kunnen integreren. Dit alles zou het mogelijk maken om feitelijke en evenwichtige geschiedenislessen te ontwikkelen, waarbij een plaats wordt gegeven aan de vooroordelen van elke tijd en hun gevolgen. Deze resultaten zouden een evenwichtige en gemeenschappelijke basis vormen voor het stimuleren van cohesie en begrip tussen onze landen en tussen de verschillende segmenten van onze respectieve samenlevingen.
Voor een objectief en onpartijdig werk.
Maar als we terugkijken naar de taakomschrijving, kunnen we alleen maar getroffen worden door de systematische selectie van ‘belastende’ thema’s. Eén belangrijke doelstelling wordt naar voren geschoven: verzoening. Is dit het geval tussen de Belgen en de Congolezen, Rwandezen en Burundezen? Zijn we zelfs boos? Wonden, ongemak, misverstanden, ja, maar we hebben niet het gevoel boos te zijn, nog minder dat we tegenstanders zijn! Het feit dat de vaststelling van de historische feiten vanaf het begin in een ideologisch perspectief is geplaatst, is verbazingwekkend en bemoeilijkt de taak aanzienlijk. Waar het werk van de commissie helderheid had moeten verschaffen zonder vooroordelen, zien we nu al dat er doelen zijn gesteld, waaronder veroordelingen en herstelbetalingen. Deze instrumentalisering van de historische benadering roept vragen op bij veel wetenschappers die zich al over het onderwerp hebben uitgesproken en zich hebben gedistantieerd van het werk van de Commissie. Het uiteindelijke doel is natuurlijk om de historische conclusies te gebruiken om Belgische parlementsleden in staat te stellen politieke initiatieven te nemen. Om geloofwaardig te zijn en brede goedkeuring te krijgen, moet dit proces zo onpartijdig mogelijk zijn.
Hoewel we weten dat absolute methodologische neutraliteit in historische kwesties een utopie is, kan onderzoek vandaag de dag niet systematisch belastend of ontlastend zijn. Evenzo getuigt het idee, met zijn samenzweerderige ondertoon, dat we bewust zouden vermijden om verontrustende aspecten van de koloniale geschiedenis te bestuderen, van een diepgaande onwetendheid over de vele studies die in de loop van de decennia door historici in Afrika en in België werden uitgevoerd. Ten slotte is het duidelijk de bedoeling om snel te werk te gaan en zich enkel te concentreren op specifieke historische feiten, waarbij ze uitsluitend worden geanalyseerd en beoordeeld in termen van de waarden van vandaag. Waarom deze plotse haast, die contrasteert met de manier waarop eerdere historische parlementaire commissies hebben gewerkt? Als het echt de bedoeling is om een sterke relatie op te bouwen op basis van een definitief gepacificeerde herinnering, moeten de verschillende aspecten van het probleem dan niet in alle rust worden bekeken? Methodologisch moet het debat in de eerste plaats worden gevoerd in nauwe samenwerking met de autoriteiten van de betrokken landen. Anders blijven we in de relatie van ondergeschiktheid die voortvloeit uit de kolonisatie, die we terecht aan de kaak willen stellen!
Ten tweede, en om dezelfde reden, moet elk land apart worden behandeld. Ten slotte vereist de politieke wil om het verleden onder ogen te zien wetenschappelijk werk zonder al te veel vooroordelen. Voor het grote Congolese publiek blijven de koloniale herinneringen dubbelzinnig. Ze zijn nostalgisch om alles wat er werd bereikt op het vlak van openbare en sociale infrastructuur, transportmiddelen, gezondheid, onderwijs en wetenschappelijke kennis. Maar deze verwezenlijkingen hadden ook hun keerzijde: een onderliggend geweld en gewoon racisme met de nodige ergernissen, een koloniale samenleving die tot een karikatuur werd bevroren, een rampzalige blindheid voor de aan de gang zijnde ontwikkelingen en legitieme eisen. Wat de verwachtingen in Congo betreft, die hebben duidelijk betrekking op de ontwikkeling van een harmonieuze en vreedzame relatie, zonder schokken, van een partnerschap met een grotere betrokkenheid van Belgen en Congolezen in België bij een hervatting van de vooruitgang.
Voor een betere cohesie.
Hoewel deze kwestie in België opnieuw op de politieke agenda is gezet door een kleine groep activisten in het kielzog van de “Black Lives Matter”-beweging, is het geen centrale zorg voor een aanzienlijk deel van de bevolking, die zich meer zorgen maakt over de huidige gezondheidssituatie. De jongere generaties hebben weinig te maken gehad met Afrika en de oudere generaties zijn vaak op zijn zachtst gezegd geïrriteerd over dit kritiekloos in twijfel trekken van het verleden. Zal het neerhalen van standbeelden en het eisen van excuses helpen om de relaties tussen onze landen te verbeteren? Bij de Belgen daarentegen is het begrijpelijk dat symbolen van koloniale overheersing en van ons goede nationale geweten sommigen beledigen. In België, net als in andere landen, hebben groepen voormalige gekoloniseerden deze gemeenschappelijke oorsprong omgezet in 4 specifieke identiteiten en zich gegroepeerd in gemeenschappen die, als minderheid in hun gastland, nog al te vaak het slachtoffer zijn van racisme en discriminatie. Hun frustraties en eisen zijn begrijpelijk. Maar wat kunnen we eraan doen? Het zou naïef zijn om te geloven dat dit gewoon het gevolg is van koloniale vooroordelen. Zou het, in plaats van een gevoel van slachtofferschap aan te wakkeren, niet beter zijn om voorstellen uit te werken om het wettelijk en regelgevend kader te verbeteren en te versterken om gelijke kansen te stimuleren en racisme te bestrijden, om steunformules voor te stellen voor een betere toegang tot jobs, enz. Zou een dergelijke aanpak niet veel tastbaarder en duurzamer resultaten opleveren en een contraproductief antagonisme met een deel van de Belgische bevolking vermijden? Zou een dergelijke aanpak niet veel tastbaardere en duurzamere resultaten opleveren en contraproductieve tegenstellingen met sommige Belgen vermijden? De jongere generatie Afro-afstammelingen moet signalen, gebaren en engagementen kunnen ontvangen die duurzamer en meer omvattend zijn om hun kansen op welvaart op voet van gelijkheid, zonder discriminatie, te vergroten.
Dit is een doel dat ver afstaat van de doelen die worden voorgestaan door activistische groeperingen die de voorkeur geven aan het ‘wij’ boven het ‘jullie’ en die het koloniale verleden – waar de meesten van hen niets van afwisten – benaderen vanuit een uitsluitend negatieve en ideologisch vijandige invalshoek. Het werk van de commissie zal een positieve impact hebben en racisme tegengaan als het, nadat het verleden en de huidige gevolgen ervan zo objectief mogelijk zijn opgehelderd, wordt gericht op initiatieven ter bevordering van de ontwikkeling en een betere integratie van migrantengeneraties in de Belgische samenleving als geheel, en op de versterking van de reeds bestaande wettelijke mechanismen ter bestrijding van racisme. Wat de bilaterale dimensie met Congo betreft, zou een betere wederzijdse kennis van de gevoeligheden en aspiraties van onze tijd de garanties moeten vormen voor deze sterke relatie, die haar gedeelde voordelen al ruimschoots heeft bewezen. Wat men ook vindt van het koloniale verleden, de banden tussen onze landen zijn nog springlevend. Ondanks de wisselvalligheden van de geschiedenis getuigen ze van een wederzijdse verbondenheid en genegenheid. Laten we ons dus richten op wat ons dichter bij elkaar brengt, laten we samen aan de toekomst bouwen, en laten we daarvoor openhartig zijn, zonder het verleden als instrument te gebruiken.
Samenstelling, taakomschrijving en verslag van de door de Commissie aangestelde deskundigen
De taakomschrijving en de deskundigen die zijn aangesteld om het verslag op te stellen
Lijst van benoemde deskundigen
De eerste bevindingen van de deskundigen
Het verslag van de deskundigen
Dit rapport, dat eind 2021 beschikbaar was voor publicatie, is nog niet geformaliseerd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers vanwege het gebrek aan consensus tussen de leden van de Bijzondere Parlementaire Commissie over de aan te nemen aanbevelingen.
Het rapport is niet medeondertekend door alle experts vanwege het gebrek aan algemene consensus, en is daarom alleen geldig als individuele bijdragen van de experts.