a

Renier Nijskens : « Wij moeten onze unieke expertise behouden »

29 september, 2020 | URBA KBAU

Ere-ambassadeur Renier Nijskens, die zijn lange diplomatieke carrière beëindigde als speciaal gezant van België voor Centraal-Afrika, blikt terug op 60 jaar bewogen betrekkingen tussen Brussel en Kinshasa, waarbij België vaak tot zondebok werd gemaakt voor de slechte relaties tussen de Congolese regering en haar bevolking.

Interview door François Janne d’Othée

Blijven de chaotische onafhankelijkheid van Congo en het rampzalige lot van premier Patrice Lumumba op de achtergrond van de zestig jaar betrekkingen tussen België en Congo?

Neen. Zelfs Laurent-Désiré Kabila heeft het met mij nooit over Lumumba gehad. In de tijd van Mobutu werd hij ook nooit genoemd, omdat Mobutu Lumumba zag als een obstakel voor zijn persoonlijke machtsplannen. Tijdens het tijdperk Kabila, vader en zoon, werd zijn tragische einde herdacht, maar dit was een ritueel dat niet verder ging dan een bepaalde kring. Lumumba is een persoon die groot is geworden door zijn moord. Hij was de eerste onafhankelijke eerste minister van Congo en hij was een controversieel figuur die in conflict kwam met president Kasa-Vubu. Bovendien werden in zijn naam gruweldaden begaan tijdens de Simba-opstand, waarbij tienduizenden Congolezen werden gedood en vele expats werden afgeslacht.

Toch zijn de figuren van Lumumba en Leopold II teruggekeerd om in België passies in de tegenovergestelde richting aan te wakkeren. Dit zijn dus perifere debatten?

Absoluut. Historische geschillen ontstaan enkel wanneer de relaties gespannen zijn. Voor de rest brengt niemand ze ter sprake. Behalve bepaalde historici die veranderen naargelang het regime, zoals Elikia M’Bokolo die, om Joseph Kabila een plezier te doen, zelfs heeft uitgevonden dat de periode van Leopold II overeenkomt met een genocide. Toegegeven, in bepaalde regio’s namen de misbruiken onaanvaardbare proporties aan, wat een internationale onderzoekscommissie, in opdracht van Leopold II zelf, in niet mis te verstane bewoordingen documenteerde, en wat leidde tot hervormingen. Maar toch, als alles aan de kolonisatie te wijten is, hoe kunnen we dan verklaren dat Belgen en Congolezen erin slaagden om een land zonder infrastructuur om te vormen tot een van de belangrijkste opkomende economieën ter wereld, met een BBP dat hoger was dan dat van Zuid-Korea of Canada in die tijd?

Feit blijft dat Lumumba in zijn beroemde toespraak tot koning Boudewijn de kolonisator hekelde en wees op “de ironie, de beledigingen, de afranselingen die we ’s morgens, ’s middags en ’s avonds moesten verduren omdat we negers waren”…

Deze toespraak kwam als een hevige schok. Het bevestigde degenen die in Patrice Lumumba een gevoel van anti-Belgische wraak hadden bespeurd, dat in contrast stond met zijn welwillende woorden vóór de onafhankelijkheid. De rol van zijn adviseur Jean Van Lierde mag niet onderschat worden. Hij had de toespraak van Koning Boudewijn op voorhand kunnen raadplegen en Lumumba ervan kunnen overtuigen om de positieve kijk op de koloniale periode ter discussie te stellen. Hij begreep niet dat zijn woorden desastreuze gevolgen zouden hebben. Zijn moord op 17 januari 1961 had te maken met Amerikaanse medeplichtigheid en, zoals de Belgische parlementaire onderzoekscommissie in 2003 concludeerde, met de morele verantwoordelijkheid van België. Maar geen enkele Belgische autoriteit was rechtstreeks betrokken bij deze liquidatie, die werd beslist en uitgevoerd door de Katangese en Congolese autoriteiten.

De heerschappij van Joseph-Désiré Mobutu, die Mobutu Sese Seko werd bij de gratie
van “authenticiteit”, duurde tweeëndertig jaar. Omdat hij zijn motto “Ik of de chaos” kon verkopen?

De staatsgreep van 1965 werd met opluchting begroet. Mobutu herstelde de orde en sprak van een welvarende toekomst en stabiele betrekkingen met België. Ons land was erin geslaagd een positie van gelijkheid in te nemen, van staat tot staat. Toen Mobutu bijvoorbeeld besloot om de Union minière du Haut-Katanga te nationaliseren, stemde België daarmee in. Als het paternalisme en overheersing had willen nastreven, had het gehandeld zoals Frankrijk met de financiële unie… De relaties waren goed, met als hoogtepunt de beroemde reis van Boudewijn en Fabiola in 1970. Het was toen dat de eerste interne Congolese breuk zich voordeed. Toen onze vorsten Mobutu vergezelden naar de mis op een zondag, sprak kardinaal Malula zich uit tegen de groeiende armoede in het land. Mobutu, groen van woede, viel Malula aan en zette de culturele revolutie in gang, waarbij Kerstmis, doopnamen, enz. werden afgeschaft. In België was het niet meteen duidelijk dat de man veranderd was.

Toen kwam de donderslag van de Zaïrisering. Een tweede klap voor de Belgen na de dekolonisatie?

Op 27 oktober 1971 werd Congo Zaïre in naam van de authenticiteit. Dit was paradoxaal, want Mobutu had een lokale naam uitgewist en vervangen door een Europese naam, die de Portugese ontdekkingsreiziger Diego Cão aan de Congostroom had gegeven. In 1973 werden bedrijven Zairiaans gemaakt, ogenschijnlijk om zich te distantiëren van de Belgische invloed. In werkelijkheid was het een overval om zijn onstilbare behoefte aan geld en macht te financieren. Het was de voorbode van de ondergang van privébedrijven (brouwerijen, oliemolens, plantages, veehouderijen, enz.) en zelfs van hun ontmanteling. In feite kon niemand zien hoe het land de corruptie, de willekeur en de centralisatie van alle rijkdommen het hoofd kon bieden, terwijl het volk, dat aan zijn lot werd overgelaten – het beroemde “Artikel 15”: “Zoek het zelf maar uit” – in brigades zingend en dansend op de glorie van de leider werd gehouden. Mobutu probeerde terug te krabbelen, maar het was te laat. Het gereedschap was verspild en het vertrouwen was verdwenen. Temeer daar een andere hold-up begon, die van de pensioenen die België toekende aan Congolese oorlogsveteranen.

Hoe reageerde België?

Mobutu wist als geen ander hoe hij de erfenis van de kolonisatie moest uitbuiten. In die tijd vond men het normaal dat Zaïre, zoals zoveel andere landen, de controle terugnam. Van 1976 tot 1978 werkte ik op de economische afdeling van onze ambassade in Kinshasa en moesten we honderden dossiers behandelen. Maar in kringen die met Congo verbonden waren, bestond de wil om daarover heen te gaan. In 1977 herinner ik me een bezoek van Paul-Emile Corbiau, gouverneur van de Generale Maatschappij van België, en Raymond Pulinckx van het VBO. Ik had nota’s voor hen voorbereid, maar mijn oversten vroegen me om alles wat kritiek was eruit te halen… Ik had met name geschreven dat het land geen infrastructuur onderhield en dat dit binnen afzienbare
tijd zou verdwijnen. In de Belgische pers was de toon er niet langer een van begrip voor “Bantoe-eigenaardigheden”, maar van scherpzinnigheid tegenover een land in verval.

Dat weerhield Wilfried Martens er niet van om zijn beroemde hartenkreet te slaken: “Ik hou van dit land, zijn volk en zijn leiders”, uitgesproken in 1981 bij de Inga-dam…

Deze hartenkreet kwam als een schok. Ik heb me laten vertellen dat Martens werd meegesleept door de onvergelijkbare charme van het onthaal, van het vliegtuig, van de honderden dansers, de processies… Het is hem ontgaan en het zal hem nog lang kwalijk genomen worden. Om hem te verdedigen, moeten we niet vergeten dat Mobutu in die tijd nog steeds werd gezien als een beschermer tegen chaos en een bolwerk tegen de Sovjet-Unie. Om de invloed van Moskou en de opkomst van de Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) in te dammen, verklaarde Henry Kissinger al in 1975: “Mobutu is een bloedige bastaard, maar hij is onze enige hoop”.

De schuldencrisis zal een ander struikelblok vormen. We herinneren ons Mobutu’s beroemde uitspraak in 1988: “Ik wachtte op vrienden, ik vond accountants”…

Mobutu, met een chronisch tekort aan vers geld, rekende op Martens om schuldverlichting te bekomen en om de zaak voor te leggen aan de donoren. Maar België, gedesillusioneerd, stemde enkel in om enkele jaarlijkse schijven te schrappen. Mobutu werd boos. Tindemans, die inmiddels minister van Buitenlandse Zaken was geworden, bracht toen een geïmproviseerd bezoek aan Kinshasa, buiten het weten van Martens, om te proberen de twee landen terug samen te brengen. Maar Mobutu wees hem ook af, want Tindemans had niets te bieden… Hoewel België zich op dat moment karig heeft getoond, bewees het later dat het gul en creatief kon zijn in zijn steun: toen Congo in 2002 zijn achterstallige betalingen aan de Bretton Woods-instellingen moest inlossen om nieuwe leningen te kunnen krijgen, voerde de Nationale Bank van België op instigatie van Fons Verplaetse een discrete operatie uit voor een bedrag van 700 miljoen dollar, waardoor nieuwe aflossingen aan Congo konden worden betaald.

Aan het einde van de Koude Oorlog werd Mobutu gedestabiliseerd. Hij verloor zijn strategische rol, zijn vriend Ceausescu werd geëxecuteerd, hij werd bang, kondigde een meerpartijenstelsel aan… en bleef België aanvallen. Was het bloedbad van Lubumbashi in 1990 de aanleiding voor een volledige breuk in de samenwerking?

De bilaterale betrekkingen waren al aanzienlijk verslechterd. Het is een constante sinds 1960: wanneer het Congolese regime in het nauw gedreven wordt door de eigen bevolking, is België de favoriete zwakkeling. Het verzoek van Mark Eyskens om een internationale onderzoekscommissie in Lubumbashi op te richten, maakte de situatie alleen maar erger. Mobutu kondigde het einde van de samenwerking af en ontsloeg alle Belgische hulpverleners die niet afhankelijk waren van de Zaïrese staat. Er was de bemiddeling van koning Hassan II nodig om te voorkomen dat de diplomatieke betrekkingen werden verbroken. Mark Eyskens en zijn tegenhanger Nguz-a-Karl I Bond ontmoetten elkaar in Rabat. Dit stelde Mobutu en Martens in staat om een overeenkomst te sluiten die lang geheim is gehouden. Vanaf 1988 begonnen de krampen van het einde van het bewind. Mobutu zat ofwel op zijn boot, de Kamanyola, ofwel in Gbadolite, want hij kon niet op tegen Kinshasa en de vijandige marsen, vooral van christenen. In 1991 en 1993 braken er rellen en plunderingen uit in Kinshasa, waardoor België zich genoodzaakt zag evacuaties te organiseren. De scheiding met Brussel werd geconcretiseerd. Koningin Fabiola verzet zich in 1993 tegen de aanwezigheid van Mobutu op de begrafenis van koning Boudewijn.

De genocide op de Tutsi’s in Rwanda in 1994 zou drie jaar later onrechtstreeks leiden tot de val van een stervend regime. Welke rol speelde België onder de grootmachten tegenover Laurent-Désiré Kabila?

Voor België was het de bedoeling om de regio zo snel mogelijk te helpen stabiliseren, want het was een bron van spanning en wanorde geworden die de Rwandese tragedie van 1994 dreigde te herhalen. Er was voortdurend overleg tussen Brussel, Washington en Parijs. België had besloten Mobutu, die de van de macht verdreven partij in Rwanda steunde, te dumpen. Parijs deed zijn uiterste best om hem aan de macht te houden, maar we wisten dat het een verloren strijd was.

De Amerikanen volgden dit alles vanuit het oogpunt van de communistische connecties van Laurent Désiré Kabila, woordvoerder van de Alliance des forces démocratiques pour la libération du Congo (AFDL, rebellie). We kozen ervoor om vanaf het begin geen contact met hem te zoeken. Toen zijn troepen in Kisangani aankwamen, ging mijn collega Christian Monnoyer hem ontmoeten. Op dat moment was ik in Oeganda gestationeerd en ik wist dat Kampala van plan was om de AFDL discreet te steunen. Kortom, we hadden een dubbel gevoel : opluchting toen Mobutu werd afgezet en ontzetting toen Kabila Libië, Noord-Korea en Cuba noemde als zijn voorkeurspartners.

Laurent-Désiré Kabila werd in 2001 vermoord en zijn zoon Joseph kwam aan de macht. Aanvankelijk kreeg hij de warme steun van Louis Michel. Maar in 2008 hekelde Karel De Gucht, die hem opvolgde, de “corruptie van de Congolese elites”. Is dit weer een geval van het Mobutu-syndroom dat onze relaties treft?

Net als Mobutu accepteert Joseph Kabila geen kritiek en beweert hij dat het land “soeverein” is in een poging de kritiek te ontwijken. Niemand liet zich echter misleiden door de kleptocratische oriëntatie van het Kabila-regime, dat zijn eigen macht wilde consolideren en een fortuin wilde verdienen aan de wederopbouw. Internationale partners waren sterk betrokken bij de hervorming van de veiligheidssector en de integratie van ex-rebellen. Maar het regime besteedde hier maar weinig aandacht aan, terwijl het de wanorde in de Kivu’s liet voortduren. Het was ook een tijd van ondoorzichtige deals over mijnbouwbronnen, de beroemde “Chinese contracten” en de opkomst van Dan Gertler, een expert in sappige regelingen, vooral voor zichzelf. De Panama Papers lichtten later een tipje van de sluier op, maar die viel al snel weg in Congo, waar de rechterlijke macht werd gevraagd een oogje dicht te knijpen. Een recente studie van de Wereldbank onthulde ook een vrij directe correlatie tussen de fondsen van de Bank en de export van kapitaal naar belastingparadijzen…

De Belgische ministers van Buitenlandse Zaken hebben Congo op verschillende manieren benaderd. Hoe zou u hen classificeren?

Van degenen die zich echt hebben ingezet, noem ik de ministers Leo Tindemans (CD&V), Mark Eyskens (CD&V), Willy Claes (SP-A), Louis Michel (MR), Karel De Gucht (OpenVLD) en natuurlijk Didier Reynders (MR). Anderen hadden wel beleid geïnitieerd maar hun mandaat was te kort, zoals Frank Vandenbroucke (SP-A) en Steven Vanackere (CD&V), om het volledig uit te voeren. En laten we ook de ministers van Defensie, Samenwerking en andere portefeuilles niet vergeten die dicht bij elkaar zaten en nog steeds zitten. Het minst betrokken lijkt me Eric De Rycke (SP-A), die door omstandigheden minister van Buitenlandse Zaken werd, na het gedwongen ontslag van Frank Vandenbroucke. Het beleid dat België in Congo voert, is echter altijd onderwerp geweest van parlementair debat en kon rekenen op de steun van een meerderheid. Dat was het geval voor het beleid van terugtrekking dat Louis Michel vanaf zijn aantreden als minister in 1999 voorstond, voor het terughoudende beleid van Karel De Gucht en voor het pragmatische maar principiële beleid van de ministers Vanackere en Reynders. Het Parlement was bijna unaniem in zijn steun voor hem tegenover de meedogenloze pogingen van Joseph Kabila om na zijn tweede termijn aan de macht te blijven.

Zijn we met Félix Tshisekedi weer op de goede weg?

De normalisering van de betrekkingen met president Tshisekedi na zijn inhuldiging is een kwestie van realpolitik. Enerzijds heeft de nieuwe president in zijn inauguratierede onmiddellijk zijn waardering voor België uitgesproken en zijn intentie om een einde te maken aan de sancties en de cyclus van op- en neergaande relaties. Vandaar onze politiek van welwillende neutraliteit van bij het begin.
Anderzijds heeft de Congolese bevolking niet gereageerd op de omzeiling van de verkiezingsuitslag, die Martin Fayulu als winnaar aanwees. Bovendien heeft Afrika de nieuwe regering gesteund. De eerste ontmoeting van Didier Reynders met president Tshisekedi vond plaats op 4 april 2019 in Washington. Vervolgens werd ik begin mei 2019 naar Kinshasa gestuurd, vergezeld van generaal-majoor Philippe Boucke, die de adjudant van koning Filip was geweest, om de normalisering te bezegelen en het officiële bezoek voor te bereiden dat in september 2019 plaatsvond. Ik merk hierbij op dat het Congolese staatshoofd België graag wilde reserveren voor zijn eerste officiële bezoek aan Europa.

Moeten we nauwe betrekkingen blijven onderhouden met Congo?

Vandaag willen sommigen, vooral in Vlaanderen, dat België zijn onmiddellijke prioritaire belangen in Afrika herziet. Waarom? Omwille van de impact van de crisis in de Sahel, op het vlak van terrorisme en migratie. Als België zich meer zou engageren in de Sahel, ten nadele van een blijvend engagement in Centraal-Afrika, zouden we op internationaal niveau waardevolle troeven verliezen. In de Sahel zouden we in de voetsporen treden van de Fransen, terwijl we ondertussen onze unieke expertise in Centraal-Afrika zouden verliezen. Afgezien van de wisselvalligheden geniet ons land van een uniek kapitaal aan sympathie bij de Congolese bevolking. Geen enkele andere regio ter wereld, zelfs Rwanda en Burundi niet, heeft zoveel banden met de Belgen, zelfs niet in de meest afgelegen dorpen. De opkomst van een steeds actievere diaspora draagt bij tot het behoud en de ontwikkeling van deze verbondenheid.

Bron:

Renier Nijskens “We moeten onze unieke expertise behouden”, François Janne d’Othée, Le Vif (30/09/20). Geraadpleegd op 30/09/2020 via: https://www.levif.be/actualite/histoire/renier-nijskens-nous-devons-garder-notre-expertise-unique/article-normal-1300283.html?cookie_check=1602079206

Découvrez nos autres articles